In een vrij land leven is voor mij volkomen vanzelfsprekend. Dat zal voor de meeste
mensen van mijn generatie en jonger niet anders zijn. Toen ik geboren werd, was er
al twintig jaar vrijheid. Terugkijkend is dat niet eens zo lang. Maar ik kan mij niet
herinneren dat er veel over de oorlog gesproken werd. Het is net of daar nu veel meer
aandacht voor is.
Mijn ouders en de gezinnen waar zij uit kwamen hebben niet erg onder de oorlog
geleden. Mijn Gelderse opa is in het Duitse Elten geweest, zoals veel mannen uit deze
omgeving. Zij werden eerst op een schoolplein in Apeldoorn samengedreven. Mijn
oma moet verschrikt uitgeroepen hebben: maar Gerrit heeft helemaal geen eten bij
zich! Waarop mijn vader, inmiddels wonend in Wenum-Wiesel, op zijn fiets naar hem
toe is gegaan. Lang is opa niet weggeweest, want er bleek iets met zijn gezondheid
niet in orde, zodat hij het fysieke werk niet aankon. Dat heeft hem nooit gehinderd
heel oud te worden! De terugreis verliep comfortabel, hij kon meerijden met een
dominee (!) die zijn gemeenteleden kwam bezoeken.
Ondertussen ergens in Groningen was mijn moeder nog een jong meisje. In een doos
met herinneringen vond ik haar distributiekaart, nodig om dingen op de bon te
kunnen verkrijgen. Het is allemaal in code, het enige wat duidelijk is: ze had schoenen
nodig. Ja, dat zal vaker gebeurd zijn bij het opgroeien in die vijf jaar oorlog.
Het mooiste uit die doos met herinneringen zijn de ‘souvenirs van de vrijheid’. Twee
metalen buttons, de één met de Canadese, de ander met de Nederlandse vlag. Een
schrift met Oranje kaft, en daarop koningin Wilhelmina. Binnenin heeft iemand
vaderlandse liederen geschreven in een prachtig handschrift, de juf misschien?
Tenslotte is er een brief aan haar vader, mijn (jong gestorven) grootvader, van de
directie van de N.S., waar hij voor werkte:
“Wij willen al het personeel bedanken dat zij onder moeilijke omstandigheden
op voorbeeldige wijze hun taak hebben verricht. Nu gaan we schouder aan
schouder het bedrijf weer opbouwen, ten dienste van het Vaderland”.
Jaren later is van het nationalisme niet zoveel meer te merken. Behalve in het
Wilhelmus kom ik het woord Vaderland nergens meer tegen. Maar vrijheid is een
gezamenlijke opdracht.
De Raad van Kerken laat de Duitse politicus Jonathan Gauck aan het woord:
“De geschiedenis leert ons dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Het is geen toestand
die men eenmaal bereikt en dan voor altijd behoudt, maar een project dat
voortdurende zorg en vernieuwing vereist. Elke generatie staat voor de taak vrijheid
te behouden, haar te vullen met nieuwe inhoud en haar waarden te verdedigen tegen
bedreigingen”.
Vanuit het geloof leven we niet alleen met die opdracht, maar ook met hoop:
https://www.youtube.com/watch?v=ZVq_6hc4i8g
Ds. Dineke van de Wetering