Mijn opa, de enige grootouder die ik gekend heb, is 27 jaar geleden gestorven. Onlangs was ik voor mijn werk op de begraafplaats in Wenum waar hij begraven ligt. Ik liep op weg naar de uitgang langs zijn graf en stond er even stil. Eerlijk gezegd denk ik zelden aan hem. Dat wil niet zeggen dat ik hem vergeten ben. Het hier en nu slokt mij op en daar maakt hij al heel lang geen deel meer van uit.
Toch kan het zo ineens gebeuren dat ik hem voor me zie. Een gebeurtenis, een voorwerp, een gesprek roept herinneringen op. Zo heb ik – op verzoek – het rekje met Chinese kommetjes ‘geërfd’, dat jarenlang boven zijn stoel hing. Als ik die afstof, zie ik hem zitten in zijn veel te grote ‘rookstoel’. Hij drinkt een ‘citroentje’ en drukt mij een gulden in de hand, als we naar huis gaan.
Er zijn meer herinneringen in en om mijn huis te vinden. Het vogeldrinkbakje in mijn tuin, is een geschenk van G. , toen ze mijn ‘nieuwe huis’ kwam bewonderen. Ze verloor de strijd tegen haar ziekte. Ik denk vaak aan haar als de vogels in de zomer dankbaar van het bakje gebruik maken. De lamp boven de tafel heeft J. nog opgehangen, de man van een goede vriendin. Hij bleek al snel na mijn verhuizing ongeneselijk ziek. En als het Kerst wordt komt een klein kerstboompje van stof tevoorschijn, gemaakt door mijn creatieve overbuurvrouw in mijn eerste gemeente. Wat hebben we samen veel ondernomen na het overlijden van haar man….
Zo zijn herinneringen vaak verbonden met alledaagse dingen. Daarom is het zo herkenbaar wat we lezen in Handelingen 9. Tabitha is gestorven, die ook wel Dorcas wordt genoemd. Zij was goed in naaien. Tunieken, jassen, ze draaide haar hand er niet voor om. Daar liggen ze nu, de werkstukken van een vrouw die bekend stond om haar goedgeefsheid. Hoeveel dorpsgenoten zullen tegen elkaar gezegd hebben: deze blouse heeft Tabitha nog gemaakt. Deze rok herinnert mij aan haar, elke keer als ik hem draag.
Op zulke voorwerpen moet je zuinig zijn en op herinneringen helemaal. Wie niet meer genoemd wordt, sterft een tweede maal, wordt wel gezegd. Wat betekent het dan dat God zich ons herinnert. Voor hem leven zij allen, zegt Jezus ergens over de voorvaderen, Abraham, Izaäk en Jakob. Geldt dat ook van onze dierbaren. Lees lied 731 er maar eens op na, woorden van Willem Barnard, gericht tot onze God. “Hun namen zijn verzekerd in uw gedachtenis, Gij zult ze blijven spreken, tot die dag aan zal breken waarop het wachten is”.
Die dag. Zal die echt komen. De dag waarop de Heer tot ons de woorden spreekt die Petrus tot Tabitha mocht zeggen: sta op. Zal ik dan mijn opa weer zien en mijn oma voor het eerst leren kennen. Zal ik al die goede mensen die ik in de loop van een leven ontmoette en weer gedag moest zeggen opnieuw in de ogen kijken. Tot het tegendeel bewezen is ga ik daar zondermeer van uit.
Herinneringen zijn kostbaar. Hoop nog veel meer. Hoop op een weerzien en een eeuwig leven.
Herinneringen zijn het begin van een nieuwe toekomst.
AMvdW