De herdertjes lagen bij nachte
Het leek mij altijd zo’n mooi beroep: schaapsherder. De hele dag in de buitenlucht onderweg met de schapen. Een hond aan je zijde op wie je blindelings vertrouwen kunt en hij op jou. Struinen over de heide, en dan samen naar de warme schaapskooi terug. In het voorjaar de lammetjes verwelkomen. Niets mooier dan dat!
En toen kwam de wolf. Weg idylle. Een roofdier heeft het op de schapen gemunt. Valt hij ze aan, dan verscheurt hij ze. Ook de hond moest het ontgelden. Hij vluchtte en keerde niet weer terug. De herder stond machteloos tegen dit zinloze geweld David wist daar alles van, koning David. Hij hoedde als jonge man de schapen van zijn vader. In die tijd liepen in die streek zelfs beren en leeuwen rond. Het kwam wel tot confrontaties en David kwam als overwinnaar uit de strijd. Dat hij daarbij op God vertrouwt, maakt hem ook geschikt als koning: hij zorgt met Gods hulp voor zijn onderdanen. Waarom hebben de herders uit het kerstverhaal dan een slechte reputatie? Je hoort nogal eens dat zij als onbetrouwbaar werden gezien. Echte vrijbuiters, ruw volk. En uitgerekend zij krijgen van de engelen het goede nieuws te horen dat Jezus is geboren. Was dat niet een vergissing?
Maar wacht eens even: Jezus is zelf een herder. Een herder van mensen. In de lijn van koning David. Is dat niet een prachtige opwaardering van het soms zo miskende beroep. Wat als we de lijn naar zorg voor mensen doortrekken. Mensen die leiding geven noemen we ook herders. De grote leiders.. en de kleine. Zij zijn meer dienend, op de achtergrond.
Maar herders die leidinggeven en kunnen dienen, die zijn er niet zoveel. Jezus is de goede Herder. Hij begon zijn leven in het stro. Hoe toepasselijk. Herders stonden als eerste bij zijn ‘wieg’. Zij zorgen voor de kudde in het veld, Hij zou zorgdragen voor de menselijk kudde. Ook daar was kritiek op. En toen de ‘wolven’ kwamen, zijn tegenstanders, was hij in zekere zin ook machteloos. Maar Jezus liet ons niet in de steek. Bij Hem voelen we ons veilig en behoed. Wie dat dat bedenkt, beseft: wie anders dan herders hadden hem welkom mogen heten en de vreugde om zijn komst mogen delen. “De Herders loofden en prezen God om alles wat ze gezien en gehoord hadden’. Ze gingen terug. Staat er dan. Naar huis? Of naar de kudde. Ik denk het laatste. Je bent herder of je bent het niet!
Ds Dineke v.d. Wetering


